Is het opgelegd of opgelegt? Wij leggen het verschil uit

Is het opgelegd of opgelegt? Wij leggen het verschil uit

Welk woord is juist: opgelegd of opgelegt?

De Nederlandse taal zit vol met werkwoorden die een verleden tijd of voltooid deelwoord krijgen met een 'd' of 't'. Een veelgemaakte fout is het onjuist vervoegen van werkwoorden, vooral bij samengestelde werkwoorden zoals 'opleggen'. In dit artikel leggen we uit of 'opgelegd' of 'opgelegt' de juiste vorm is en waarom.

Opleggen als werkwoord

De betekenis van opleggen

Het werkwoord 'opleggen' betekent zoveel als iets verplichten, afdwingen of bepalen. Denk bijvoorbeeld aan een boete die wordt opgelegd, of een verplichting die door een instantie wordt opgelegd. Het werkwoord is een combinatie van het voorvoegsel 'op' en het werkwoord 'leggen'.

Hoe bepaal je de juiste uitgang?

In het Nederlands gebruiken we het zogenaamde 't kofschip' (of in modernere vorm: het ezelsbruggetje ' 't fokschaap') om te bepalen of een voltooid deelwoord eindigt op een -d of een -t. Hiervoor kijk je naar de stam van het werkwoord. Bij 'leggen' is de stam 'leg'. Omdat de laatste letter van de stam, in dit geval 'g', niet in 't kofschip voorkomt, eindigt het voltooid deelwoord op een -d.

Voltooid deelwoord van opleggen

Waarom is 'opgelegd' correct?

Omdat de stam van 'leggen' eindigt op een 'g' en die letter niet in 't kofschip zit, volgt het dat het voltooid deelwoord wordt gevormd met een -d. Daarom is het 'opgelegd' en niet 'opgelegt'. Dit geldt ongeacht de vorm waarin je het werkwoord gebruikt: 'De boete is opgelegd', 'Ik heb hem een taak opgelegd'.

Veelvoorkomende fouten

Veel mensen twijfelen tussen 'opgelegd' en 'opgelegt' omdat het op gehoor nauwelijks te onderscheiden is. Toch is slechts één vorm correct. Schrijf je 'opgelegt', dan maak je een spelfout. In officiële teksten, correspondentie of bij het schrijven van rapporten of artikelen, is het belangrijk om de juiste vorm toe te passen.

Andere werkwoorden die lijken op opleggen

Vergelijkbare werkwoorden

Er zijn veel samengestelde werkwoorden met 'leggen' als basis, zoals 'opleggen', 'verleggen', 'neerleggen', 'aanleggen'. Al deze werkwoorden hebben hetzelfde voltooid deelwoord dat eindigt op -d, omdat ze zijn afgeleid van 'leggen'. Ook hier gebruik je dus vormen als 'verlegd', 'neergelegd' en 'aangelegd'.

Hoe onthoud je dit makkelijk?

Denk bij twijfel altijd terug aan de stam van het werkwoord. Komt de laatste letter van de stam niet voor in 't kofschip'? Dan gebruik je een -d in de verleden tijd en het voltooid deelwoord. Deze simpele vuistregel voorkomt heel wat spelfouten en geeft je vertrouwen bij het schrijven van correcte teksten.

Tot slot

Hoewel de regels voor werkwoordspelling soms ingewikkeld lijken, kan een goed begrip van de stam en het gebruik van 't kofschip' je veel duidelijkheid bieden. In het geval van 'opgelegd' versus 'opgelegt' is de keuze gelukkig eenvoudig: 'opgelegd' is juist. Door dit soort taalkwesties goed te begrijpen, verbeter je niet alleen je spelling, maar ook je professionele uitstraling — zeker in financiële rapportages, beleidsdocumenten of zakelijke communicatie.